Zoeken in deze blog

donderdag 12 januari 2023

 

 

 

DE GELUKKIGE DAG VAN HET GEWONE MANNETJE is persklaar!

Hier een preview van mijn nieuwe project, het kinderboek voor de doelgroep 8 tot 12 jaar.

Het is een amusant verhaaltje , bijna in sprookjesvorm geschreven, over de gelukkige dag van de hoofdpersoon Heppie, die op een dag met het  been uit bed stapt, en op zijn lange wandeling door zijn dorp veel goede daden verricht, iets wat bijna vanzelf gaat, en uiteindelijk, na een lange dag van avonturen, zijn lieve buurvrouw ten huwelijk vraagt, waarna zij zoals het in een goed sprookje betaamt, nog lang en gelukkig leven.

Met zelfgemaakte illustraties.

 

VOORWOORD:

VOORWOORD:

Hierbij bied ik u aan het boek: 'De Gelukkige Dag Van Het Gewone Mannetje', dat ik geschreven heb voor de doelgroep van kinderen van ongeveer acht tot tien jaar. Mijn zoon Stefan heeft meegeholpen aan de illustraties met het programma Paint.

Het thema van het boek is eigenlijk hoe de wereld niet altijd ideaal is, maar door met het goede been uit bed stappen, oftewel met het hebben van een positieve instelling, kom je een heel eind, en kun je veel mensen helpen en komt het geluk vanzelf naar je toe.
Dit wordt verteld in de vorm van een lange reis door het dorp waar Heppie, het gewone mannetje woont.

Hij komt achtereenvolgens een visser, een molenaar, de bloemenvrouwtjes, een robot die op hol slaat, een kunstenaar, de voetbalclub, het tegendraadse mannetje, en nog vele andere avonturen tegen.
Soms wordt er misschien een woord gebruikt wat misschien net even een te hoog niveau is voor kinderen, maar dat doet niets af aan het verhaal.
En ook zullen kinderen misschien niet bepaalde thema's herkennen zoals: eenzaamheid, de stress van de moderne maatschappij, het goed omgaan met dieren, het vinden van een levensgezel, maar de ouders des te meer, en zo wordt het boek ook interessant voor de ouderen en de jongeren.

Al met al ben ik blij met het eindresultaat, en daarom bied ik de Van Detschool een tiental exemplaren van mijn boek aan als cadeau.
U kunt ze misschien in uw bibliotheek zetten, of een klein stukje voorlezen in de klas, of meegeven aan de kinderen van de klas van Stefan. Dat laat ik aan u.
Ik denk wel dat het een leuk boekje is voor kinderen èn volwassenen, het heeft iets weg van een sprookje of een parabel.

Met vriendelijke groet, Simon Quist, de vader van Stefan.

Stefan van acht jaar en zijn vader Simon hebben samen dit boekje: 'De Gelukkige Dag Van Het Gewone Mannetje' gemaakt. Stefan maakte op zijn computer de mooie kleurige tekeningen met het programma Paint, en ik maakte de verhaaltjes met mijn blote hoofd.

Het verhaal gaat over het gelukkige mannetje Heppie en zijn chagrijnige kat Felix, wat ook happy betekent, die allerlei avonturen beleeft op zijn wandeling door het dorp, en uiteindelijk durft hij de hand te vragen van zijn leuke buurvrouw en leven ze nog lang en gelukkig. Het gelukkige mannetje stapt op een dag met zijn goede been uit bed, wat betekent dat alles wat je doet goed gaat die dag, en het is buiten ook nog eens een prachtige dag. Daarom gaat hij een hele grote wandeling maken door zijn dorp, en maakt dan allerlei avonturen mee.

Eerst komt hij het leuke buurvrouwtje tegen, dan het vismannetje bij de goudvisvijver, dan krijgt hij melk en een gevulde koek bij het molenmannetje, dan komt hij bij het op hol geslagen robotmannetje, het kunstenaarmannetje, de voetbalmannetjes enz.

Op zijn lange wandeling stopt hij bij de stal van de bloementweeling en koopt een hele grote bos tulpen voor zijn buurvrouw, die hij heel graag mag. Zij vindt de bloemen heel mooi, en wil nu altijd bij het gewone mannetje zijn om voor hem te koken en hem in bad te doen. De chagrijnige poes gaat wonen in het huis van het buurvrouwtje, want chagrijnig en gelukkig past niet bij elkaar, en iedereen moet gewoon zichzelf zijn, dat gaat het beste.

Dus het was echt een hele mooie dag voor het gewone mannetje!
Ik hoop dat jullie dit boek ook leuk vinden, net als wij, toen we het maakten!

Met vriendelijke groet, Simon Kist, de vader van Stefan.

HOOFDSTUK 1: MET HET GOEDE BEEN UIT BED

HOOFDSTUK 1: MET HET GOEDE BEEN UIT BED

Heppie werd wakker en stapte met zijn goede been uit zijn bed.
Hij wist meteen dat dit geen gewone dag zou worden, maar een speciale dag, een gelukkige dag. Hij zette zijn hoed op en maakte een lekkere havermoutpap klaar voor hemzelf en voor zijn kat.

Nu wil je misschien weten hoe het gelukkige mannetje heette?
Het gewone mannetje zijn naam was: Heppie, dat betekent in het Engels: gelukkig. Zijn vader kwam uit Zuid-Amerika, en heette toevallig Peppy.
Dus eigenlijk heet Heppie Heppie de Peppy. Ja, ik kan het ook niet helpen dat hij zo heet.

En weet je hoe zijn kat heette? Zijn kat heette Felix, dat betekent ook Heppie, maar dan in het latijn.
Maar zijn kat was helemaal niet een happy kat. Zijn kat was een ongelofelijk chagrijnige kat die de hele dag lag te slapen op de vensterbank, totdat Heppie thuiskwam en hij een blikje met kattenvoer open maakte. Dan kwam hij aangerend en slobberde zijn bakje in één keer leeg. Daarna ging hij weer verder met slapen. Dus eigenlijk was de kat ook wel gelukkig, hij liet het alleen niet zo blijken.

Heppie ging zich aankleden. Hij zette zijn mooie grote hoed op en trok zijn grote mooie wandellaarzen aan. Het was buiten heel lekker weer, dus dat was al een goed begin. Heppie zei gedag tegen zijn poes Felix en hij ging een wandeling maken naar het park en misschien wel een ijsje kopen.

Want in het park was een grote vijver met hele mooie goudvissen en hele mooie zwanen en eenden die heel hard kwaakten wanneer ze hem zagen. Hij nam altijd een zakje oud brood mee, want hij hield van dieren en de dieren hielden van hem.

Heppie liep door de straat. Op de hoek van de straat woonde een lieve vrouw waar Heppie stiekem een beetje verliefd op was, maar hij wist niet zeker of zij ook op hem verliefd was. Hij durfde eigenlijk nooit met haar te praten. Hij zei altijd alleen maar: 'Hallo mevrouw, wat een lekker weertje, hè vandaag?' En meer niet. En zodoende bleef Heppie maar dromen, maar dromen zijn soms nog mooier dan de werkelijkheid.

Toen hij voorbij het huis op de hoek kwam was het vrouwtje ook net bezig om naar buiten te gaan. Ze had een mooie hoed op.
Hij wou eigenlijk zeggen: 'Wat een mooie hoed,' maar hij zei alleen: 'Dag buurvrouw, wat een lekker weertje, hè, vandaag,' en ze lachte heel vriendelijk en lief, maar dat deed ze altijd. Dus dat was niks bijzonders.
Maar goed, Heppie kon niet altijd blijven dromen, want hij moest ook nog boodschappen gaan halen voor zijn poes en voor hemzelf en ook brood voor de eendjes in het park.

Dus hij ging naar de winkel en deed een heleboel lekkere dingen in zijn mandje. Want het gewone mannetje hield van lekkere dingen. Wie houdt er niet van lekkere dingen? Eigenlijk houdt iedereen van lekkere dingen. Waarom zou je eigenlijk vieze dingen kopen als er ook lekkere dingen zijn?

Heppie had alles gekocht. Hij had brood gekocht. Hij had mandarijntjes gekocht. Hij had ook nog blikjes voeding gekocht voor de poes en ook brood voor de eendjes en voor hemzelf. En hagelslag en ook nog een beetje melk. Melk is goed voor je tanden en ook is het goed voor je botten en daarom worden koeien nooit ziek. Hebben jullie wel eens een koe in het ziekenhuis zien liggen? Nee? Nou, zie je wel?

Het gewone mannetje was nu klaar met boodschappen doen. Hij was van plan om een hele lange wandeling te maken vandaag, want het was heerlijk weer en hij had vandaag hele goede zin en hij wilde het liefst de hele wereld omhelzen. Hij ging naar de vijver in het grote stadspark. Het was daar zo mooi en zo stil en de bloemetjes roken zo heerlijk naar bloemetjes. Overal zaten vogeltjes hoog in de bomen te fluiten alsof het vandaag precies 1 mei was.

Het was vandaag ook precies 1 mei, dan beginnen alle vogels te fluiten alsof ze weten dat het 1 mei is vandaag.
Op die dag gaan ze beginnen met nestjes bouwen, wat hun huis is, en dan gaan ze eieren leggen, en dan komen daar kleine vogeltjes uit na een paar weken. En na een maand of zo, zijn de kleintjes al groot en dan hebben we er weer een heleboel nieuwe vogeltjes erbij op de wereld. Dat is de natuur en de natuur gaat altijd maar door.

HOOFDSTUK 2: WE HEBBEN BEET!

 HOOFDSTUK 2: WE HEBBEN BEET!

Opeens zag Heppie een stoeltje staan, vlak aan de rand van de vijver. Hij was een beetje moe van het lopen en het gesjouw met de zware tas met boodschappen, dus hij dacht: 'Ik ga even zitten, hoor. Mijn voeten doen een beetje pijn.'
Heppie ging met zijn achterwerk in de stoel zitten en de stoel paste precies. Het was een heel lekker zittend stoeltje wat hij gevonden had. Naast de stoel stond een emmertje .
Heppie was heel nieuwsgierig, hij keek in de emmer en Oei! Wat zat er in de emmer? Hij zag een ongelooflijke hoeveelheid slijmerige beestjes. Het waren levende wormen. Kijk hoe ze allemaal door elkaar heen krioelden.

Heppie werd een beetje misselijk toen hij er naar keek. Maar toch wou hij nog een keertje het van dichtbij bekijken. De wormen waren roze en rood en paars en ook hadden ze soms helemaal geen hoofd.
Ja, of weet jij soms of het hoofd van een worm aan de voorkant of aan de achterkant zit? Heppie wist alleen dat zijn hoofd bovenop zat, en daarop had hij weer een hoed. Dus dat was duidelijk, maar wormen hebben geen hoofd en ook geen hoed nodig, want wormen leven in de grond en in het donker, dus waarom ze nu allemaal in deze emmer waren, dat wist Heppie ook niet.

'Waarom zit jij op mijn stoel!' hoorde hij opeens achter zich. Heppie schrok zich een hoedje. Achter hem stond een man, gekleed in een geel regenpak met grote kaplaarzen aan. Hij ook een hoed, een zogenaamde vissershoed. Het was een visser. Het was hij die de wormen uit de grond gehaald had, want dat is namelijk nodig als je gaat vissen. Want daar heb je wormen voor nodig, en dat is heel gemeen en zielig voor de wormen.

Hij had een hengel over zijn schouder, en hij had aan de hengel een lijn, en aan het draadje zat op het eind een haak, die zag er heel scherp uit.
Toen pakte hij zomaar een worm uit de emmer. De worm bewoog en kronkelde en met zijn vingers prikte hij de worm op het haakje en de worm leefde gewoon nog door alsof er niks gebeurd was.

'Hé, je doet de worm pijn!,' zei Heppie geschrokken. 'Wormen voelen geen pijn,' zei het vismannetje. 'Wormen hebben ook pijn, alles wat leeft heeft pijn,' zei Heppie een beetje boos. 'Alles wat leeft heeft gevoel.' 'Alles wat voelt, leeft en alles wat leeft dat voelt, en wormen leven ook.'
'Nou, doe niet zo fijngevoelig,' zei het vismannetje en hij gooide met een zwaai zijn hengel met de vislijn met de worm eraan ver in de vijver.

'Plons!,' hoorde Heppie en het haakje met de worm verdween onder het water, maar de roodgele dobber bleef bovendrijven. Een dobber is een soort kurk die op het water drijft en hij heeft ook een kleur: soms geel of rood of oranje. Als er een vis gaat bijten aan de worm, gaat de dobber op en neer bewegen. Dan weet je dat er een vis aan de haak zit. En dan zeggen vissers: 'Ik heb beet!'

Heppie en het vismannetje staarden beiden gespannen naar de dobber. 'Mag ik in jouw stoel blijven zitten?' vroeg Heppie aan het vismannetje. Hij vond zijn nieuwe vriend wel een beetje ruw. Heppie vond dat het vismannetje meer rekening zou moeten houden met de gevoelens van alles wat leeft.

'Ja, dat is goed,' zei het vismannetje,'je mag van mij wel in mijn stoeltje blijven zitten, hoor.' 'Hier heeft u een glaasje melk. Wilt u een beetje melk van mij?' vroeg Heppie. 'Ja, lekker,' en het vismannetje nam een slokje van de melk en hij kreeg er ook nog een mandarijntje bij.

Opeens begon de dobber te dobberen. 'Zie je het?,' wees het vismannetje opgewonden naar het water. 'Dit betekent maar één ding, we hebben een vis gevangen,' zei het vismannetje. En hij begon heel voorzichtig de lijn naar binnen te halen met een molentje dat de lijn opwond. Heel voorzichtig begon hij de lijn te vieren en dan weer naar zich toe te halen. Ja, vieren en inhalen, het vismannetje legde alles uit: 'Je moet een beetje vieren en een beetje trekken zodat de vis moe wordt van zichzelf.' 'Oh, dat wist ik niet.' 'Ja,' zei het vismannetje,' en zo werkt het soms ook met mensen. Je moet een beetje vieren en een beetje trekken, en uiteindelijk komen ze dan naar je toe.'

'Zou dat ook zo werken bij mijn leuke buurvrouw?' dacht het gewone mannetje plotseling uit het niets. Ja! Ze zagen al iets zilverkleurigs spartelen en de vis was nu heel dichtbij. Het vismannetje pakte nu een lange stok met een groen netje eraan en schoof het vangnet voorzichtig onder de spartelende vis, die nu heel dichtbij in het riet zichtbaar was en de strijd niet op wou geven. Hij bleef maar wild in het rond spartelen. Zelfs toen hij boven water was en in de lucht moest ademen en niet meer in zijn element was.

Heel voorzichtig legde het vismannetje zijn visnet op het gras en zei: 'Kijk, wat een grote! Kijk, wat een grote vis wij gevangen hebben!' Ja, het was inderdaad een hele grote vis en hij schitterde prachtig in de zon.

Bezorgd vroeg Heppie: 'Wat ga je nu met de vis doen?' 'Nou, ik ga nu snel een foto maken om dit later te kunnen laten zien aan mijn vrienden,' zei het vismannetje. 'Ja, en wat dan? U gaat hem toch niet opeten? Ik koop zelf altijd gewoon de vis bij de viskraam op de markt.' 'Nee hoor, maak je maar geen zorgen, ik ga hem gewoon weer terug vrijlaten in het water, hoor.'

Hij pakte met zijn handen voorzichtig de glibberige vis vast, de vis was heel glad. Heel voorzichtig liet hij het visnet met de vis weer terug in het water van de vijver zakken.

De vis was behoorlijk moe en bleef gewoon eerst een beetje uitpuffen, maar na een poosje merkte de vis dat hij weer in de vijver was en zwom heel verontwaardigd en een beetje in de war weer terug naar het midden van de vijver.

'Zo,' zei het vismannetje,' hij is weer thuis.' Nu heeft hij een heel spannend verhaal te vertellen aan zijn vrouw en aan zijn vrienden.'
'Nou ja, ik weet niet of vissen ook vrienden hebben, maar ik ben blij dat je in ieder geval hem weer terug in zijn wereld hebt gezet. Ik zou niet graag in zijn schoenen willen staan,' zei Heppie als grapje. Heppie was opgelucht dat de vis weer terug kon naar huis, en niet gebakken en opgegeten zou worden door de mensen.

'Haha, vissen hebben helemaal geen schoenen,' zei het vismannetje,' Jij hebt er helemaal geen verstand van!' 'Nou, ik heb maar van één ding verstand, en dat is dat ik vandaag het gevoel heb dat alles gewoon meezit en dat alles goed komt.' 'Je ziet het zelf, je hebt nog nooit zo'n grote vis gevangen!' 'Misschien breng ik wel geluk met mij mee!'

'Dat is helemaal niet waar,' zei het vismannetje. 'Geluk moet je afdwingen. Het komt niet door jou dat ik zo'n mooie vis heb gevangen, hoor!' 'Ja, ik weet het ook niet zeker, maar in ieder geval: ik zit hier naast u, en u vangt meteen de grootste vis die u ooit gevangen hebt in uw hele leven.'

'Maar het maakt niet uit, een vis is een vis en het gaat zoals het is,' zei Heppie. Hij wilde vandaag geen ruzie maken, en zeker niet over wie het beste is.
Het was vandaag heel de dag zijn gelukkige dag, dus dan heb je helemaal geen tijd voor ruzie.
Ruzie komt alleen maar omdat mensen elkaar niet goed begrijpen of te trots zijn om aardig te zijn tegen elkaar.

'Ik heet trouwens Heppie,' zei hij tegen zijn nieuwe maatje. Die antwoordde: 'Ik heet Botje.'
'Wat een vreemde naam!' zei Heppie. 'Ja, ik heet Botje, mijn vader heet Brekebeen, ik heet dus helemaal volledig: Botje Brekebeen.'

'Oké, nou, ik zie je nog, Botje, ik ga weer verder wandelen door de stad. Dank dat ik even in je stoeltje mocht zitten.' 'Is goed hoor,' zei Botje,' goede reis, Heppie. Ik ga weer verder met vissen.'
'Misschien ga je nog heel veel meer vis vangen vandaag!' 'We zien elkaar misschien een andere keer, dag vismannetje.'

'Ik ben vergeten om mijn brood aan de eendjes te geven,' zei het gewone mannetje. Dus hij pakte de korsten brood, die hij bij zich had. Hij gooide de stukjes naar de eenden die al heel de tijd aan het wachten waren. Ze waren zo blij dat ze gewoon uit het water naar hem toe kwamen. Het was een drukte vanjewelste.

De eendjes waren heel mooi. De zon scheen op hun veren en ze hadden groene, paarse en zwarte veertjes die prachtig in de zon glansden en ze hadden felrode pootjes waarmee ze waggelden als ze liepen. Ze hadden een klein staartje waarmee ze de hele tijd kwispelen, alsof het puppy's waren. Puppy's zijn een soort van babyhondjes, die nog maar één maand oud zijn. Ja, het waren leuke dieren.

Het gewone mannetje had al zijn brood nu aan de eendjes gegeven, die nog steeds honger bleven houden. Heppie begon te lopen in de richting van de molen want daar kreeg hij altijd een heerlijk glaasje melk van de molenaar met een gevulde koek.
Het molenaarmannetje wilde graag met hem praten, want het was een beetje eenzaam op zijn molen, die heel de dag rond draaide in de wind: 'Zoef, zoef, zoef!'

Een molen is eigenlijk een soort ouderwetse machine die gratis werkt. Vanbinnen zitten er allemaal tandwielen en onderaan doet het molenaarmannetje de tarwe er in. Dan wordt het graan fijn gemalen tot meel. En van dat meel bakt de bakker dan brood en koeken en krentenbollen enzovoort. Dus de bakker en de molenaar kunnen niet zonder elkaar. Ha! Dat rijmt, nou, dan is het zeker waar!
Dus op die manier is een molenaar heel belangrijk voor de wereld. Iedereen is belangrijk, iedereen moet de ander helpen. En de ander helpt jou dan weer, en zo blijft de wereld ronddraaien, net als de molen in de wind.

In het volgende hoofdstuk gaan we kijken wat er allemaal gebeurt met het gewone mannetje bij de molen.

 

HOOFDSTUK 3: BIJ DE MOLEN

HOOFDSTUK 3: BIJ DE MOLEN

Het gewone mannetje liep in de richting van de molen terwijl hij een vrolijk liedje floot. Hij zag in de verte de molen al op de heuvel staan. Want molens worden vaak op een heuvel gebouwd, zodat ze altijd in de wind staan, en altijd kunnen draaien. Het was niet zo ver, Heppie was al bij de molen aangekomen. Daar zag hij het molenmannetje al staan. Het molenmannetje zwaaide naar hem, hij was zo blij, eindelijk weer iemand die bij hem op visite kwam.

'Waarom ben je niet in de molen bezig met het malen van het graan?' vroeg het gewone mannetje aan hem. 'Ja, dat komt omdat er vandaag heel weinig wind staat, dus de wieken van de molen willen niet draaien.' 'En dan zeg ik altijd maar, ik heb vandaag een dag vakantie,' zei het molenmannetje als een grapje. 'Maar als ik vakantie heb, dan verveel ik me, en daarom ben ik maar in mijn kleine moestuin bezig gegaan vandaag.' 'Ik heb hier komkommers, wortels, uien en sla.' 'Dat is samen perfect om een salade van te maken.' 'Wil je straks met mij mee eten?' 'Nou, ik heb wel honger gekregen van het wandelen,' zei het gewone mannetje. 'Oké, goed, kom, we gaan even naar de molen toe want het is zo warm buiten in de zon.'

Het gewone mannetje en het molenmannetje liepen samen naar de molen. Het was binnen in de molen heel donker en ook heerlijk koel. Er waren niet zoveel ramen. Alles zat onder het stof en het meel. Het rook naar hout en graan. 'Heb je wel eens gezien hoe een molen werkt?' vroeg het molenmannetje. 'Nee, niet precies.' 'Het is heel makkelijk eigenlijk: als de wieken draaien, beginnen binnen in de molen alle tandwielen draaien, en uiteindelijk gaat beneden een hele grote blauwe steen ook langzaam draaien.

En dan laat ik heel voorzichtig de tarwekorrels erop vallen, en omdat het een heel zware steen is, en de onderste steen stil blijft staan, wordt het graan fijngemalen tot poeder en komt het er aan de zijkant uit.' 'En dan vang ik alles op in grote jutte zakken. Die zakken weeg ik dan tot ze precies twintig kilo wegen, en dan zet ik de zakken op een grote stapel tot alles klaar is.'

'Ik ben soms heel de dag bezig van 's ochtends tot 's avonds.' 'Die zakken zijn zeker wel zwaar?' vroeg Heppie. 'Ja, die zijn heel zwaar, maar ik heb daar een apparaat voor dat ze op tilt, dat gebeurt ook met de energie van de wind.' 'Als ik aan deze hendel trek bijvoorbeeld, gaat die andere hendel daar weer omhoog. Het is eigenlijk wel een beetje ingewikkeld als je het nog nooit gedaan hebt.'

'Wat zijn er hier veel poezen in de molen,' zei Heppie, toen er overal opeens uit allerlei hoeken en gaten poezen naar hen toe kwamen. 'Ja, dat klopt, ik heb heel veel katten,' zei het molenmannetje. 'En en ze zijn allemaal familie van elkaar, zusjes en broertjes en zelfs hun moeder woont ook nog hier. Het is één grote familie.' 'Ik heb vier katten, ik weet precies hoe ze allemaal heten, kijk maar: dat is Mieke, dat is Moeke, dit is Maaike en daar boven op die balk zit Keesie naar ons te kijken.'

'Keesie is zeker een jongetje?' lachte het gewone mannetje. 'Ja, dat klopt, ze wonen hier al heel lang. Ze zijn hier in de molen geboren, dus de molen is voor hen thuis, net als voor mij.' 'Ze slapen allemaal op de lege meelzakken en dat vinden ze heerlijk, want dat is heerlijk warm en zacht.'

'Ik heb zoveel katten, omdat ze moeten zorgen dat er geen muizen zijn,' zei het molenmannetje. 'Want muizen houden van graan. Ze knabbelen overal gaatjes in. En dan loopt het graan uit de zakken. Maar als de muizen de katten zien, durven ze niet in de buurt te komen, dat is al genoeg.' 'Maar soms is er wel eens een muis die toch in de molen durft te komen, misschien omdat hij veel honger heeft, of gewoon nieuwsgierig is, en dan worden ze gevangen door één van mijn katten. Maar meestal moet ik de poezen gewoon elke dag melk en brokjes geven om te eten.

'Ik heb ook een kat thuis, hij heet Felix en die doet helemaal niks, behalve slapen,' zei Heppie. 'Ja, slapen, dat doen mijn katten ook de hele dag, maar in ieder geval zorgen dat ze dat ik geen last meer van muizen heb,' zei het molenmannetje.

'Het is wel jammer dat ik zelf geen familie heb. Ik voel me soms alleen op mijn molen, vooral als het donker is en het alsmaar regent,' zei de molenaar een beetje zacht. 'Maar gelukkig kan ik dan met mijn katten praten.' 'Ik ben er wel aan gewend, zo langzamerhand.

'Maar als ik getrouwd zou zijn met een lieve vrouw, dan kon ze misschien lekker voor ons samen koken en ook konden we dan gezellig samen buiten zitten op het bankje als het werk klaar is.' 'Eigenlijk moet jij een molenvrouwtje hebben,' zei Heppie lachend. 'Ja, een molenvrouwtje met een eigen molen zou perfect zijn.' 'Misschien moet ik eens een keer heel goed gaan zoeken en kijken of er ergens nog een molenvrouwtje voor mij is!' En ze moesten allebei heel hard lachen. Want molenaarsvrouwtjes met een eigen molen zijn dun gezaaid, dat weet iedereen.

'Zo, ik heb dus vandaag een vrije dag,' zei het molenmannetje, 'dus ik heb alle tijd om gezellig met jou te eten en te praten.' 'Hier zijn de uien, de sla en ook wat mooie oranje worteltjes. Eerst ga ik alles goed schoon spoelen, dan ga ik het fijnsnijden en een heerlijke salade maken met aardappels en gebakken spekjes erdoor en ook mayonaise.' 'Ja, mayonaise, dat is het geheim van de echte kok, dat maakt alles extra lekker,' zei Heppie. 'Maar waarom bestaan er wel aardappelen, maar geen aardperen? Het lijkt me leuk om ook eens een keer aardperen te eten.' Heppie vond het zelf wel een goede grap. 'Wil jij koffie? Want dan ga ik het even zetten voor ons,' vroeg het molenmannetje.

Toen het molenmannetje koffie had gemaakt, gingen ze op het bankje voor de molen zitten, de molenwieken stonden stil, dus er was ook geen zoef-zoef-zoef geluid te horen, zodat ze lekker rustig konden praten.

De molenwieken kunnen heel hard draaien als er harde wind staat, het gaat gepaard met een heleboel gepiep en geknars, want de grote tandwielen draaien dan in het rond en kunnen op die manier hun energie kwijt, van de wind tot aan de werkvloer.

'Zullen we straks naar boven gaan als we gegeten hebben?' 'Als ik naar boven moet dan moet ik allemaal hele kleine trappen op klimmen en die zijn heel steil.' 'Het is best wel gevaarlijk als je dat niet gewend bent, maar als je wilt, laat ik je alle verdiepingen van de molen zien.' 'Ja, dat is een goed idee' zei het gewone mannetje, en ze begonnen te smullen van de salade met spekjes en aardappels met veel mayonaise.

Daarna klommen ze naar boven naar de eerste verdieping. Je kon daar heel ver kijken, je zag de rivier en ook een andere molen in de verte. 'Misschien woont daar wel een leuk molenvrouwtje voor jou,' zei Heppie. 'Nee, dat kan niet, dat is de molen van mijn broer. We hebben allebei een eigen molen gekregen van mijn vader.' 'Oh, dat wist ik niet,' zei Heppie. Ik dacht dat daar misschien een molenvrouwtje woont die ook een beetje eenzaam is.'

Het was al een beetje laat en Heppie wilde ook nog op bezoek bij het oude mannetje met de grote garage aan de andere kant van de stad. 'Kom je gauw weer op bezoek?' vroeg het molenmannetje. 'Jawel, ik kom volgende week weer,' beloofde Heppie. 'Will je een gevulde koek voor onderweg?' vroeg het molenmannetje. 'Ja, dankjewel. Heppie kreeg een heerlijke verse gevulde koek en de poezen keken heel belangstellend naar zijn hand met de gevulde koek. Ze kregen ook een klein stuk koek en ook spekjes die over waren van de salade. 'Ja, zo zie je , poezen zijn heel slim, vooral als je iets lekkers in je hand hebt.' zei het molenmannetje.
Alle poezen keken belangstellend omhoog naar hem en Heppie toen ze in de keuken stonden, in de verwachting dat ze ook iets kregen.

Heppie zwaaide nog één keer naar het molenmannetje en die zwaaide vrolijk terug. Hij keek hem na toen het gewone mannetje over de houten brug aan de voorkant van de molen liep in de richting van het automannetje met de grote garage.

HOOFDSTUK 4: EEN LOS DRAADJE

HOOFDSTUK 4: EEN LOS DRAADJE

Het gewone mannetje ging weer op pad. Hij hoorde een hoop gepiep en gekraak in de verte. Wat was daar aan de hand?
Hij zag een robot die overal tegen auto's op liep en grote krassen maakte, ook stonden een heleboel mensen druk te gebaren en proberen hem tegen te houden en met hem in gesprek te gaan. Maar het mocht niet baten, het robotmannetje luisterde blijkbaar nergens meer naar.

Het onhandige monster botste tegen de deur en hij botste tegen de auto's en hij maakte heel veel lawaai en alle lampjes op zijn hoofd knipperden snel en onregelmatig. Hij was overstuur en luisterde niet naar simpele commando's zoals vroeger, toen hij nog niet defect was.

Maar de monteur die hem gemaakt had, was nu in een andere stad en niemand kon de defecte robot nu tegenhouden. Het robotmannetje was gemaakt van oude onderdelen van auto's, koffiezetapparaten en blikken waar melkpoeder in had gezeten, en ook een paar oude achterlichtjes van fietsen. Maar zijn inwendige hersenen waren gemaakt van oude computers, hij was eigenlijk een tweedehands mannetje.  Misschien dat hij daarom niet altijd helemaal deed wat je van hem verwachtte. Soms liep hij naar links als je zei: naar rechts! En soms liep hij rechtdoor als je zei: Stop! En dat deed hij vandaag, hij kon maar niet stilgezet worden.

De robot liep maar door en liep maar door. Het gewone mannetje zei:  'Lief robotmannetje, ken je me nog van vroeger? Weet je nog, we hebben samen nog gezocht naar een mooi achterlicht voor op je rug. Zodat je in het donker ook gezien wordt als je' s avonds een blokje om gaat met de robothond.'
Maar de robot ging onaangedaan verder met zijn destructieve sloopwerk. Hij zei:
'Ik moet alsmaar rechtdoor, piep-piep-piep-tuuuuuut!'
'Ik moet alsmaar rechtdoor, piep-piep-piep-tuuuuuut!'
'Ik moet alsmaar rechtdoor, piep-piep-piep-tuuuuuut!'
'Ik moet alsmaar rechtdoor, piep-piep-piep-tuuuuuut!'

'Nee!,' riep het gewone mannetje naar de op hol geslagen robot. 'Robot!, Stop!, Kijk me aan!, Ik ben je vriend, ken je me nog?'
De robot hield even op met alles opzij te schuiven met zijn metalen lichaam, omdat hij alleen maar rechtdoor wou lopen en niet om dingen heen, zoals een normaal mens.

'Hoeveel is 1 + 1 ?' Vroeg Heppie aan de robot, nu hij zijn aandacht had.
1 + 1 ='piep-piep-pooop-piep piep,' zei de robot.
2 + 2 ='piep-piep-pooop-piep piep,' zei de robot.
3 + 3 ='piep-piep-pooop-piep piep,' zei de robot.
4 + 4 ='piep-piep-pooop-piep piep,' zei de robot.

'Oké, ik zie het al,' zei het gewone mannetje. Er is iets grondig mis met jou. Er zit een fout in je systeem. Je moet nodig een nieuwe update krijgen, er zit een fout in het programma, dat verklaart je rare gedrag. Maar ik denk dat het nog te maken is, als je eventjes maar meewerkt, is dat goed? Je hoeft alleen maar te knipperen met je knipperlicht als je akkoord bent.' En de robot knipperde drie keer achter elkaar met het lampje op zijn neus, wat betekende dat hij het ermee eens was en alles goed begrepen had.

'Luister even, we kunnen het beste de stekker uit het stopcontact halen zodat je even kunt afkoelen. Is dat goed?'
'Ik wil niet afkoelen! Ik wil niet afkoelen! Ik wil niet afkoelen!,' zei het robotmannetje met een krakende robotstem, terwijl hij nog steeds overal tegenaan botste en alles kapot maakte.
Zijn ogen knipperden in een rode kleur en begonnen ook steeds sneller te knipperen, alsof er iets op knappen stond. 'Ja, maar zo gaat alles kapot, je bent een gevaar voor jezelf en je omgeving!' zei Heppie.

Maar gelukkig trok iemand de stekker er net op dat moment uit. Het robotmannetje bleef plotseling stokstijf stil staan.

Heppie maakte met een schroevendraaier de achterkant van de robot open, en daar vond hij direct de oorzaak van alle problemen: er was een geel-groen draadje los, en als je het aanraakte, knetterde het van alle vonken. 'Aha, ik zie het al,' riep Heppie, 'je bent gewoon niet goed geaard! Er is gewoon een draadje los bij jou, dat is alles.'

Hij probeerde zo goed en zo kwaad het ging het draadje weer op zijn plaats te monteren en hij had daarvoor een schroefje nodig wat heel klein was. Het schroefje haalde hij uit de wenkbrauw van de robot. De wenkbrauw begon nu een beetje scheef te hangen, maar het was niet zo erg. Je uiterlijk is niet zo heel belangrijk; als je innerlijk maar goed is, dat is pas echt belangrijk.

Het schroefje paste precies en het draadje maakte goed contact. Het was een geelgroen draadje van de aarde. Je moet namelijk altijd goed geaard zijn. Je moet met je voeten stevig op de grond staan, want dat is de oorzaak van veel problemen als je dat niet doet. Daarom zijn ook heel veel machines in jouw huis geaard, dat wilt zeggen: ze zijn verbonden met iets wat naar de grond toe gaat. Als er kortsluiting is kan op die manier de spanning een uitweg vinden, zonder dat er brand ontstaat: het is een soort beveiliging.

'Nou,' zei Heppie toen hij klaar was met de reparatie: 'Doe de stekker er weer maar in, hoor.' En jawel, het robotmannetje deed zijn ogen open en zei:
'Hallo Heppie, leuk je te zien!'
'Hallo Heppie, leuk je te zien!'
'Hallo Heppie, leuk je te zien!'
'Ja, dat heb je nu al drie keer gezegd, ik vind het ook leuk om jou te zien, hoor! Gelukkig ben je weer helemaal je oude zelf en is er geen kortsluiting ontstaan bij jou.' Jij kon er ook niets aan doen dat je kapot was van binnen. Het is gewoon een ongeluk.'
'Ja, een ongeluk zit in een klein hoekje,' zei de robot.

'Inderdaad, een ongeluk zit in een klein hoekje,' zei Heppie. 'Het was alleen maar een los draadje eigenlijk, dat was alles.'

Heppie had vandaag alweer een goede daad verricht. Hij bleef maar doorgaan met goede daden verrichten, er kwam geen eind aan. En het kwam allemaal omdat Heppie vanochtend met zijn goede been uit bed gestapt was.

Je merkt nu hoe belangrijk het is om met je goede been uit bed stappen. Want dan gaat alles goed.
Heppie had zijn lieve buurvrouw, die hij anders niet vaak zag, gezien en gesproken. Hij had een hele grote vis gevangen vandaag uit de vijver in het park. Hij had het molenmannetje blij gemaakt door bij hem op bezoek te gaan. En nu had hij ook de robot weer beter gemaakt, die helemaal op hol geslagen was.

Je weet wat er gebeurd met op hol geslagen robots: die worden gesloopt voor de onderdelen die het nog wel doen en ook het koper en zilver wordt opnieuw gebruikt. En de rest wordt gerecycled tot blikken bruine bonen en blikjes sardientjes en er worden ook stuivers en dubbeltjes van gemaakt. Of educatief speelgoed met goede bedoelingen.

In ieder geval, ook hier had het gewone mannetje weer geluk gebracht in de wereld en een goede daad verricht en verder leed voorkomen.
Heppie ging op pad naar weer een ander avontuur.

Deze keer ging hij op bezoek bij het bloemenstalletje, want Heppie wilde zijn buurvrouw verrassen met een mooie bos tulpen. Tulpen uit Amsterdam. Ja, dat is een heel oud liedje uit 1950 of uit 1935, ik weet het niet zo gauw uit mijn hoofd. Heppie moest zich wel haasten nu, omdat de markt om vijf uur dicht ging, en hij wilde niet te laat komen.

 

HOOFDSTUK 5: HEPPIE KOOPT BLOEMEN

HOOFDSTUK 5: HEPPIE KOOPT BLOEMEN

Heppie was het bijna vergeten, maar hij moest nog bloemen kopen voor zijn lieve buurvrouw, die hem altijd zo vriendelijk groette, als hij lang haar huisje voorbij kwam. Hij had natuurlijk ook paardenbloemen, margrieten en klaprozen kunnen plukken in het park, maar dan krijg je nooit een mooie strik eromheen en een mooie plastic verpakking.

Dus daarom ging Heppie naar het bloemenkraampje op het marktplein. Hij zag het bloemenkraampje al staan. Er stonden emmers vol met roze dahlia's en andere felgekleurde bloemen. Er waren ook kant en klare boeketten die al samengesteld waren, zodat het in de smaak zou vallen van je geliefde en je er zelf niet over na hoefde te denken.

De bloemenkraam werd al jarenlang gerund door een tweeling. De ene heette Neon en de andere heette Pastel. Neon en Pastel waren twee zusjes, en hoewel ze precies hetzelfde eruit zagen, was hun karakter toch heel verschillend.
Neon was uitgesproken extravert, dat betekent dat zij graag met mensen praatte, grapjes maakte en gewoon graag met mensen wilde zijn. Pastel was een beetje teruggetrokken en introvert, dat is iemand die heel verlegen is en je niet in de ogen durft te kijken.

Daarom deed Pastel de boekhouding en ook het ophalen van de verse bloemen 's ochtends bij de bloemenveiling. Zij zocht altijd de mooiste bloemen uit, en bracht ze dan met een klein vrachtautootje naar de bloemenkraam, waar Neon al een heleboel emmers klaar had staan met water.
Neon was beter in het gezellig praten met de klanten, dus de twee zusjes vulden elkaar perfect aan op deze manier. En zo waren ze allebei gelukkig.

Heppie bekeek de uitgestelde emmers met bloemen van een afstandje en hij had zijn keus eigenlijk al gemaakt. Hij wilde ongeveer tien Euro besteden maar niet meer dan dat.

Het gewone mannetje had de keus laten vallen op een boeket tulpen die in de kleuren van de Nederlandse vlag waren: rood, wit en blauw. Blauwe tulpen bestaan die echt? Nee, maar in een verhaal kan alles, dat weten jullie toch?

Heppie wees de bos tulpen aan en vroeg aan Neon: 'Deze bos, hoeveel kost die?' 'Deze? Dat is precies €9,95, meneer.' 'Ja, doet u deze dan maar inpakken, het is een cadeautje,' zei Heppie . Hij gaf de bos aan mevrouw Neon om hem mooi in te laten pakken. Neon verpakte de prachtige bos bloemen en wikkelde het in mooi glimmend cellofaan. 'Moet er nog een naamkaartje bij of iets speciaals? 'Ja, zei Heppie,' schrijft u maar op het kaartje: deze tulpen zijn voor jou omdat je bent een leuke vrouw. 'Haha,' zei Neon, 'dat rijmt!' 'Ja,' zei Heppie, 'en het klopt ook nog.' 'Volgens mij bent u een beetje verliefd,' zei Neon met een knipoog. Ondertussen was Pastel heel ijverig bezig bezig om emmers met water te vullen, en zij moest ook lachen om de opmerkingen van haar vrolijke zusje.

Heppie nam het boeket in ontvangst en rook er eens aan, maar zoals je weet: tulpen ruiken niet zo uitbundig, dan moet je eigenlijk andere bloemen hebben, zoals fresia's of rozen. In ieder geval, Heppie was tevreden met zijn aankoop en hij hoopte dat zijn buurvrouw het ook een leuk cadeautje zou vinden. Want het valt niet mee om het juiste cadeautje te vinden soms.

Nu hij de bloemen in zijn hand had, kreeg Heppie opeens een rammelende maag. En weet je waar hij zin in had? Opeens kreeg hij een ongelofelijke trek in...oliebollen!

Uit de verte vanuit een andere kraam kwam een heerlijke geur van oliebollen. Oliebollen midden in de zomer, dat kan toch niet? Nou, het kon wel, deze oliebollen waren gewoon ook midden in de zomer lekker, hoor. Heppie kocht vier oliebollen en toen hij de papieren zak opendeed verspreide de heerlijke geur van oliebollen zich overal in het rond.

Er kwamen duiven aangefladderd die hem belangstellend aankeken, hun kopjes gingen op en neer, en ze keken Heppie aan alsof ze wilden zeggen: 'Nou, begin je nog met eten of moeten wij nog langer wachten? Wij rammelen namelijk ook van de honger!'

Heppie nam een forse hap van de oliebol en eigenlijk vond hij het niet zo lekker. Jullie hadden toch gelijk, in augustus moet je geen oliebollen eten, dat is gewoon niet lekker. In augustus kun je beter ijsjes eten, of misschien een watermeloen, maar oliebollen, nee, dat smaakt toch een beetje raar.

Heppie gaf daarom alle oliebollen maar aan de duiven om hem heen, zij vonden de oliebollen in ieder geval wèl lekker, want er kwamen steeds meer duiven aangefladderd.

Hij stond op, hij had veel gedaan vandaag en veel meegemaakt.
In ieder geval hij had gedaan wat hij moest doen, hij had een mooie bos tulpen gekocht, en wat er nu nog restte, was een bezoek aan de kunsttentoonstelling in het centrum van het dorp.
Want daar had hij over gelezen in de krant, en hij wilde het nu met zijn eigen ogen zien.

 

HOOFDSTUK 6: HET BREEKBARE MANNETJE

HOOFDSTUK 6: HET BREEKBARE MANNETJE

Nadat het gewone mannetje zijn oliebollen had weggegeven aan de duiven, wilde hij gaan kijken bij de kunstenaar van het dorp, waarover hij zoveel had gelezen in de krant. De beroemde kunstenaar had een project gemaakt dat heette: het breekbare mannetje.

De kunstenaar woonde in een huis aan de overkant van het marktplein, waar hij zijn werkplaats had. De werkplaats van een kunstenaar heet een atelier, en zijn winkel een galerie, maar dat zijn woorden die eigenlijk alleen gebruikt worden door mensen die er verstand van hebben. De kunstenaar had van de gemeente de opdracht gekregen om een beeld te maken op het marktplein, zodat het niet zo leeg aanvoelde, als alle kramen weg waren 's avonds.

De kunstenaar, die trouwens Artie heette, had de opdracht met beide armen aangepakt en hij had een standbeeld geboetseerd in de figuur van een gewoon mannetje.

Het standbeeld was niet van beton of staal of brons gemaakt, maar van plastic. Het stelde een nogal kort en dik mannetje voor. Het figuurtje was doorzichtig en in zijn lichaam had hij hier en daar overal vlinders verstopt, het leek of ze rondfladderden in zijn buik en hoofd en armen.
De mensen vonden het een heel leuk beeld, en 's nachts werd het ook verlicht door vier schijnwerpers, zodat je alle kleuren van de vlinders goed kon zien in het licht, maar alleen als je heel dichtbij was.

Natuurlijk bedoelde de kunstenaar daar iets mee, want zo gaat dat met kunst: je moet het soms op een andere manier begrijpen. Hij zei: de vlinders betekenen dat dit mannetje inwendig allerlei ideeën heeft, en gedachten, en ze zitten van binnen, maar ze kunnen er niet uit. Eigenlijk betekent het dat het mannetje misschien wel oud er uitziet, maar van binnen is hij nog jong als een kind. 'Oh, zeiden de mensen, dàt had ik er nog niet in gezien.' Iedereen vond het een mooi standbeeld. De krant was er ook heel lovend over.

Nu wilde Heppie voor het eerst zelf een foto nemen, of in ieder geval van dichtbij het standbeeld bekijken. Maar toen hij aankwam op de plek waar het beeld zou moeten staan, zag hij alleen maar een paar losse armen en benen liggen van het standbeeld. Het kunstenaarsmannetje stond er heel sip naast te kijken. Hij was bijna in huilen uitgebarsten, omdat zijn kunstwerk kapot was.

Het standbeeld was namelijk gesmolten door de warme zon, die heel de maand juli hard had geschenen, want het was een hele warme zomer. Langzaam was het beeld gaan smelten, om te beginnen bij de voeten, en elke dag boog het beeld een beetje meer voorover. Maar dan bleef het standbeeld van het korte dikke mannetje toch nog min of meer op zijn sokkel staan. De mensen dachten: Dat komt wel goed, iedereen neemt wel eens een andere positie in, als hij lang op dezelfde plaats moet staan. Ook de kunstenaar vond het eerst wel grappig dat zijn beeld van een gewoon mannetje een eigen wil had, en elke dag er net iets anders bij stond dan de vorige dag.

Maar op een dag, het was toen 31 graden in de middag, scheurde opeens het beeld doormidden, en smakte met een grote klap op de grond. En daardoor brak het wel in honderd stukken. Zijn hoofd rolde heel ver en kwam tot stilstand precies voor de voeten van Pastel. Zij was net bezig met al de emmers met bloemen neer te zetten bij haar bloemenkraam.

Ze gaf een gil van schrik en zette het op een lopen naar haar zusje Neon. Die was niet zo snel overstuur, en moest gewoon een beetje lachen, want ze zag dat het maar het hoofd was van het kunstwerk, het was gewoon een plastic hoofd, met vlinders erin. Ze pakte zonder aarzelen het hoofd van de straat op, en met het onderdeel van het standbeeld onder de arm ging ze het terugbrengen naar het huis van Arty het kunstenaarmannetje.

De kunstenaar was altijd gekleed in een grote cowboyhoed en grote rode cowboylaarzen. Daardoor kon je gelijk zien dat hij een kunstenaar was, en niet een gewoon mannetje, zoals Heppie.

Ook had de kunstenaar altijd een potlood achter zijn oor, zodat hij altijd meteen een nieuw idee kon noteren wanneer hij plots een artistieke ingeving kreeg, als hij door het dorp liep met zijn papegaai op zijn schouder. Want daaraan kon je hem ook direct herkennen, aan de papegaai op zijn schouder. De papegaai riep heel de dag vieze woordjes naar het publiek, maar dat vonden de mensen niet erg, omdat het een papegaai was, die het niet echt meende wat hij allemaal zei.

Maar deze keer was de kunstenaar niet zo opgewekt, hij stond met zijn handen in de lucht te kijken naar zijn kunstwerk, wat nu in stukken op de grond lag en helemaal kapot gebarsten was in honderd stukjes.

Heppie kwam dichterbij lopen. Hij zag wat er gebeurd was, en hij zei troostend tegen Arty het kunstenaarmannetje: 'Maak je geen zorgen, ik kom je helpen. Laten we gewoon alle stukjes van het beeld gaan zoeken en meenemen naar je werkplaats, dan gaan we gewoon alles weer aan elkaar terug lijmen, oké?' 'Ja maar, ik krijg hem nooit meer in elkaar zoals hij was!' 'Jawel,' zei het gewone mannetje, 'we gaan gewoon van vooraf aan beginnen, als jij de lijm gaat roeren in een pannetje, dan gaan we eerst onderaan beginnen met zijn voeten.'

En zo gezegd, zo gedaan. Stukje bij beetje lijmden ze samen het beeld weer in elkaar. Soms moet iets gewoon weer gelijmd worden, en daarna zie je er niks meer van.

Gaandeweg werd Arty, het kunstenaarsmannetje, weer vrolijk, toen hij zag dat het plan van Heppie werkte. Op het laatst zetten ze zijn hoofd weer op zijn romp, en je zag er niets meer van.
Het gebroken mannetje was weer heel, en er sterker uit gekomen, want waar het gelijmd is, zal het de volgende keer niet meer breken.
'Zie je,' zei Heppie,' 'ik zei toch, alles komt goed, gewoon je hoofd erbij houden.'
'Haha, ja in ieder geval niet je hoofd verliezen, zoals mijn beeld,' zei Arty, en hij moest zelf heel hard om zijn grapje lachen.

'Weet je wat je moet doen?,' zei Heppie, 'je moet een extra steun aan het beeld geven, zodat hij altijd rechtop blijft staan.' 'Of het nu regent of sneeuwt of heel hard waait.' 'Nee, dat wil ik niet,' zei Arty. 'Ik vind dat mijn kunstwerk puur en oprecht moet blijven, zonder fratsen.'
' Maar wat is er nu erg aan, als je beeld een beetje steun krijgt tegen de elementen?' vroeg Heppie. 'Je kan hem ook een wandelstok geven van koper of goud.'
'Een wandelstok van goud?', vroeg de kunstenaar verbaasd. 'Jawel, zodat hij altijd rechtop blijft staan in de regen en in de wind.'

'Goed,' zei Arty uiteindelijk, terwijl hij nadenkend drieëndertig rondjes rond zijn kunstwerk had gelopen met een peinzende kunstenaarsblik. 'Ik zal een wandelstok aan mijn beeld geven, ik ga het nu gelijk maken.'

En even later kwam hij terug met een passende wandelstok van goud, die hij heel stevig vastmaakte aan de hand van het beeld. 'Zie je,' zei Heppie, 'nu zal je beeld niet meer omvallen, en in stukjes uiteen vallen, omdat hij nu een beetje meer houvast heeft.'

Arty was zo blij met de goede raad van Heppie, dat ze allemaal samen op de foto gingen toen de fotograaf van de krant kwam, die het hele verhaal gehoord had.
Zo kwam het dat de volgende dag Heppie en Arty en het doorzichtige plastic beeld van een gewoon mannetje met vlinders in zijn buik, prijkte op de voorpagina van de Schubbestruweelse Courant.

Heppie was heel trots en de foto bewaarde hij heel goed in zijn doos voor dierbare dingen, waarin ook de foto van zijn buurvrouw zat. Maar dat is een ander verhaal en dat lees je in een ander hoofdstuk.

Ik hoop dat jullie het een leuk verhaal vonden en ook geleerd hebben dat je soms je beeld moet aanpassen, en ook dat voor alles een oplossing is, als je heel goed nadenkt...

 

HOOFDSTUK 7: DE BAL IS ROND

HOOFDSTUK 7: DE BAL IS ROND

Het gewone mannetje ging verder met zijn wandeling door het kleine stadje. De zon scheen prachtig en alle vogeltjes floten zo vrolijk als ze konden.

Op een gegeven moment kwam hij bij de sportvelden, dat was niet toevallig, want hij liep namelijk op de Sportlaan, waar alle sportvelden naast elkaar lagen: de tennisbaan, de hockeybaan, de voetbalvelden en de baan om jeu de boules te spelen voor de oudere mensen, die niet meer zo snel konden bewegen, maar nog wel lekker buiten wilden zijn.

Toen het gewone mannetje iets dichterbij het hek ging staan om de wedstrijd te bekijken, kwam er een jongen naar hem toe, die hij nog kende van de basisschool. 'Hé, Heppie! Wat leuk om jou weer eens een keer te zien!' 'Ben je nog steeds zo goed om ballen heel ver te schieten? Ik weet nog dat je eens de bal helemaal over de school schoot, en wij hem daarna kwijt waren, haha.'

'Ja, dat weet ik nog, zei Heppie, niemand kon hem meer vinden, en we zijn toen maar tikkertje gaan spelen tot het zes uur werd, en we naar huis moesten om te eten.'
'Ik zou wat aan je willen vragen, Heppie.' 'We hebben op dit moment eigenlijk geen keeper, daarom gebruiken we nu een vliegende keep, dat is een keeper die ook meevoetbalt op het veld. Maar dat is heel gevaarlijk, want dan staat er niemand in het doel, en is het wel heel makkelijk om een doelpunt te maken natuurlijk voor de tegenstander.'

'Onze tegenstanders zijn de Belhamelse Boys. En het is erg belangrijk dat we vandaag deze wedstrijd winnen.' 'Dus ik wou je vragen: Kun jij niet eventjes bij ons in het doel staan, zodat we tenminste echt eerlijk elf tegen elf kunnen spelen?'

Heppie moest er even over nadenken, het was al lang geleden dat hij voetbal had gespeeld, zou hij het nog kunnen?

Maar na een paar seconden nadenken zei Heppie: 'Natuurlijk wil ik jullie helpen, ik vind het zelfs leuk dat je me niet vergeten bent.' Hij kreeg van een andere jongen een paar voetbalschoenen en een shirtje in de kleuren rood en geel, de kleuren van de club, waar hij nu ook lid van was.

Hij ging in het doel staan, en begon zijn spieren op te warmen door wild te dansen alsof hij het koud had. Het was een goed gevoel, om weer een gewaardeerd lid te zijn van een team. Mensen die hem nodig hadden en konden waarderen voor zijn kwaliteiten. Hij hoefde maar weinig te doen, de bal was meestal aan de andere kant van het veld, waar zijn team veel druk zette op de tegenstander. Constant waren er schoten op het doel van de tegenstander, maar de meeste schoten waren te hoog of te laag of te zacht, dus het lang gewenste doelpunt bleef maar uit. Het bleef maar steeds 0-0. Er was niet veel speeltijd meer over.

Heppie hoefde zo weinig te doen, dat hij bijna een stripboek van Suske en Wiske kon gaan lezen, of even een ijsje halen in het dorp.
Zo nu en dan moest hij een bal teruggooien naar de spelers in de verte, of een strafschop pareren, wat heel makkelijk was voor Heppie, hij had het na al die jaren nog steeds niet verleerd om zijn supersnelle reflexen te gebruiken, geen enkele bal kwam er door.

Toen er weer zo'n bal zijn richting kwam gehobbeldebobbeld, nam Heppie een besluit: hij nam een aanloopje en schoot met een prachtige boog de bal richting het doel aan de overkant.

Het was nu één minuut voor het einde van de tweede helft, en nog steeds was het 0-0 op het scorebord. Heppie keek de bal na, die over al de spelers van het veld vloog als een vogel.

Iedereen keek er naar, maar niemand kon er bij. En precies vlak voor het doel van de tegenstander stuiterde de bal op de grond, en maakte met een sprongetje een geweldig doelpunt. Gelijk daarna ging het fluitje van de scheidsrechter, en was de wedstrijd afgelopen.

Zo had het gewone mannetje ervoor gezorgd dat zijn club gewonnen had. Iedereen omhelsde hem, en iedereen juichte. 'Ach,' zei Heppie, 'Het ging eigenlijk per ongeluk. Maar misschien komt het doordat vandaag alles mij mee zit, en dat komt omdat ik met het goede been uit bed gestapt ben vanochtend!'

'Ja, met je goede voetbalbeen,' lachte zijn oude schoolvriend. 'Ga je mee de overwinning vieren in onze kantine?' 'Nee,' zei Heppie, 'ik moet nog zoveel doen vandaag, gaan jullie maar zonder mij feesten.'
Maar eerst nog een foto met het hele team!''Oké,' zei het gewone mannetje,'dat is goed, ik ben nu al een beetje aan de beroemdheid gewend.'

Dus daar stond Heppie, omringd door het hele voetbalteam, te glunderen en te lachen. Hij was de man van de wedstrijd, en eigenlijk kon hij niet eens goed voetballen, maar dat vertelde hij maar niet aan de mensen van de krant.

Toen de fotograaf klaar was, pakte Heppie al zijn spulletjes op, niet te vergeten de grote bos tulpen, die hij had gekocht voor zijn lieve buurvrouw, en hij zwaaide nog één keer naar zijn dolblije teamleden. Heppie ging weer op weg naar nieuwe avonturen, want de dag was nog lang niet voorbij.

HOOFDSTUK 8: HEPPIE EN HET OUDE MANNETJE

HOOFDSTUK 8: HEPPIE EN HET OUDE MANNETJE

Toen Heppie van het voetbalveld weg ging, was het al wat later in de middag. Heppie had een lange wandeling door het stadje gemaakt en de zon begon al een beetje te zakken: het was vier uur in de middag.
Heppie liep nu door een lange laan vol lindebomen, die in bloei stonden en een heerlijke geur verspreidden.

Aan het eind van de laan stond een groot bejaardenhuis, en veel mensen zaten in hun rolstoel te genieten van de zon, want het is niet goed om altijd maar op je kamer te zitten, ook oude mensen willen graag even buiten zitten als het eindelijk zomer is. De ouderen keken naar de mensen die langs liepen. Ook Heppie kwam voorbij en hij keek een aardig oud mannetje aan, en zei: 'Wat een lekker weertje, hè!' Het oude mannetje antwoordde: 'Ja, vroeger hadden we heel vaak van zulke zomers, er kwam geen eind aan. Maar in de winter lag er overal ijs op het meer en de ringvaart.

'Dan bent u zeker al heel oud?' vroeg Heppie. 'Ja, dat klopt. Toen ik zo oud was als jij, waren er helemaal nog geen auto's. Als je naar Groningen wilde of zo, moest je gewoon maar met het paard gaan. Of met de fiets. De fiets was al uitgevonden, maar ik had geen fiets, want wij waren vroeger allemaal heel arm. 'Mijn vader zei dan altijd: 'Neem de benenwagen maar jongen, dan kom je er ook, alleen wat later!'

'Ja, zo ging dat in die tijd, vroeger, jongen.' 'Nu is alles heel anders, ik begrijp het niet zo goed meer. 'Zoals met dat internet en zo, vroeger hadden we dat allemaal niet. En toch waren we gelukkig.' Ja, zei Heppie,' nu heeft iedereen een mobiele telefoon, waarop ze heel de dag kijken. En ze maken een foto als ze een ijsje eten, zodat iedereen kan zien dat ze een ijsje eten. Dat had je vroeger helemaal niet!' 'Weet u wat het is,' zei het oude mannetje,' ik weet soms zelfs niet eens meer precies wat ik gisteren gedaan heb, of wat ik net gegeten heb, maar ik weet nog precies hoe mijn moeder mij een heerlijke glanzende appel gaf uit onze boomgaard. De appel was zo zoet en heerlijk, en hij glansde in de zon als een diamant!'

'En ik herinner me ook dat ik altijd van mijn moeder één gulden kreeg om bij de bakker brood te gaan kopen. En hoe ik met mijn fiets langs de bomen en huizen reed, en hoe ik dan bij de bakkerij binnenstapte, en dan zag ik soms mijn tante, en dan kreeg ik een aai over mijn bol -Oh, wat ben je groot geworden!- en de bakker wist altijd precies al wat ik wilde kopen. En dan vroeg hij: 'gesneden?' en dan deed hij het brood in een apparaat dat heel veel lawaai maakte, dat was een elektrisch mes, die het brood in twintig gelijke sneetjes sneed, en daarna deed hij het gesneden brood in een zakje, en alles geurde vroeger zo heerlijk.

Ik kreeg ook altijd een stukje stroopwafel erbij. En daarna ging ik weer terug naar huis, en ik was zo gelukkig.' 'Hoe komt het dat nu alles zo grijs en saai is? En niemand leeft meer die ik ken van vroeger. Ik ben de laatste...' En het oude mannetje staarde in droevige gedachten verzonken ergens in de verte. Heppie keek ook in de richting waarnaar het oude mannetje keek, maar hij zag niks.

'Ach, laat maar,' zei het oude mannetje,' in ieder geval is het vandaag een mooie dag, en ik ben blij dat ik even met je kon praten over vroeger.
Vroeger is voorbij, en alles gaat steeds maar door, en iedere keer wordt het toch weer zomer...'

Heppie moest even slikken, toen hij deze ontboezemingen van het oude mannetje liet inzinken. Want oude mensen hebben veel meegemaakt, en zijn er toch overheen gekomen. Daarom worden oude mensen ook vaak wijs genoemd. Omdat oude mensen veel dingen begrijpen, die je pas kan begrijpen als je het zelf hebt meegemaakt.

Hij zei tegen het lieve oude mannetje: 'Wat leuk om met u gesproken te hebben, ik heb er veel van geleerd. Het wordt alweer wat koeler, en u zit nu in de schaduw Zal ik u naar binnen brengen, dan kunt u een lekker bakje koffie drinken in het restaurant.'
'Ja, u heeft gelijk, zei het oude mannetje, het is niet goed voor mijn reumatiek om in frisse avondwind te zitten, en ik heb inderdaad wel een beetje dorst gekregen.'

Heppie haalde de rolstoel van de rem, en hij reed de oude man naar binnen, hij kon de verse koffie en de verse broodjes al ruiken in het restaurant, waar nog een heleboel andere oude opaatjes en omaatjes zaten. Hij vond een tafel waar nog maar één omaatje zat, en vroeg of er iemand bij kon zitten. Dat vond het omaatje prima, want zij was heel vriendelijk van karakter, en zij kende de oude man goed.

Toen Heppie de oude man binnengebracht had, was het tijd om zijn weg weer te vervolgen. Het was al half zes in de middag, en hij moest nu toch echt naar huis.
Ook was hij een beetje moe van alles wat hij gedaan had en meegemaakt die dag. Maar één ding was zeker: het was een zeer gelukkige dag geworden, hij had zonder dat hij er moeite voor hoefde te doen, overal geluk gebracht.

Het was nu tijd om zijn laatste grote plan van de dag uit te voeren, namelijk die enorme bos tulpen aan zijn lieve buurvrouw te geven. Heppie nam nu grote stappen, hij was op weg naar huis!

HOOFDSTUK 9: HET TEGENDRAADSE MANNETJE

HOOFDSTUK 9: HET TEGENDRAADSE MANNETJE

Heppie was nog een beetje aan het nadenken over wat het oude mannetje zojuist had gezegd, toen de weg werd versperd door het tegendraadse mannetje. Hij stond net op het punt om de weg naar huis in te slaan, maar het tegendraadse mannetje liet hem niet voorbij.

'En waar gaan wij met zijn allen zo naar toe?' schreeuwde hij, zijn armen wijd opengesperd. 'Gewoon, naar huis,' zei Heppie ietwat verbaasd. 'Waarom laat je me er niet door?' 'Jij mag niet naar huis!,' zei het tegendraadse mannetje. 'Nog niet, eerst moet je met mij praten!'

'Wat een vreemd mannetje,' dacht het gewone mannetje. 'Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt!'
'Maar ik moet nu naar huis, ik heb een heleboel spulletjes bij me.
Kijk! Een boeket bloemen voor iemand waar ik veel van hou. Als ze te lang zonder water zijn gaan ze hangen en alle blaadjes vallen er af!'
'Toch moet je eerst met mij praten!' 'Dat is goed,' zei Heppie. 'Maar het is al laat, en het wordt steeds later, de tijd staat niet stil!'

'Nou, kijk eens op je horloge,' zei het tegendraadse mannetje. Kijk maar eens goed!' Heppie keek op zijn horloge, en het leek wel of de tijd stil stond. Sterker nog, het leek wel of de tijd achteruit draaide, het was nu al een half uur vroeger.
Hij schudde eens met zijn horloge, maar de wijzers gingen inderdaad achteruit, en niet vooruit, hoe was dat mogelijk? 'Dat komt omdat ik het tegendraadse mannetje ben,' zei het tegendraadse mannetje. Alles bij mij loopt in tegengestelde richting. Als je zegt: naar links, wil ik dat je naar rechts gaat, als je zegt: ik wil vooruit, gaat alles achteruit, ik weet ook niet hoe het komt, maar het is zo. Daarom noemen mensen mij wel eens het tegendraadse mannetje.'

'Dat is wel een beetje raar, ja,' zei het gewone mannetje heel verbaasd.
Hij keek weer op zijn horloge, het was een horloge dat hij van zijn vader had gekregen toen hij twaalf jaar werd.

Het was een horloge wat je nooit hoefde op te winden, zolang je maar genoeg bewoog, dus het was niet een horloge voor luie mensen die altijd in bed liggen, die kunnen beter een horloge met een batterij nemen.

'Ik heb wel tijd om met je te praten,' zei Heppie. 'Ik wou eigenlijk naar huis, zodat ik niet te laat kom om mijn buurvrouw nog te zien, maar gelukkig kan jij de tijd terug draaien, dus nu kom ik niet meer te laat.'
'Ik was eerst wel een beetje bang van je, maar nu ik met je praat, ben je eigenlijk best wel aardig.' 'Ja, dat heb ik nu altijd,' zei het tegendraadse mannetje, 'de mensen hebben soms te veel vooroordelen, en staan te gauw klaar met hun mening.' 'Ik ben soms wel een beetje eenzaam, omdat iedereen bang van me is, maar ik bedoel het goed.'

'En wat kunt u nog meer dan de tijd achteruit laten lopen?' vroeg Heppie. 'Nou, ik kan ook heel hard achteruit fietsen en lopen, dat is niet moeilijk. En als ik wat koop in de winkel, krijg ik altijd juist geld toe, dus ik word steeds rijker, hoe meer ik uitgeef. Dat zijn wel de voordelen hiervan.' 'Het is ook wel leuk, natuurlijk, want ik wordt elke dag steeds jonger.'

Als ik mijn verjaardag vier, ben ik iedere keer steeds jonger en heb iedere keer steeds minder kaarsjes om uit te blazen.' 'Ook moet ik volgend jaar naar de kleuterschool, terwijl ik nu al lang rekenen en schrijven kan, dus ik ben wel altijd de beste van de klas.'
En vroeger was ik getrouwd en ik had kinderen, en als ik me goed kan herinneren, was ik ook al overgrootvader, maar dat is lang geleden.' 'Kijk eens naar het boeket bloemen?' zei het tegendraadse mannetje. 'Zie je niet dat ze weer helemaal vers zijn, alsof ze net geplukt zijn?'

Nu zag Heppie het ook, de bloemen waren prachtig vers, en ook voelde hij zich helemaal niet meer moe, hij voelde zich alsof hij net was opgestaan en vol energie was. 'Ja, dat komt allemaal door mij,' zei het tegendraadse mannetje. 'Als ik bijvoorbeeld limonade drink, wordt het glas ook steeds voller, in plaats van steeds leger, dus ik hoef nooit boodschappen te doen, mijn koelkast raakt nooit leeg, hij wordt juist steeds voller.'


'Daarom geef ik alles wat over is aan goede doelen en de voedselbank, die kunnen het goed gebruiken, en zo doe ik ook nog eens een goede daad, en het is ook goed voor het milieu.' 'Bij mij is het glas nooit half leeg, maar altijd half vol, haha.' 'Het is eigenlijk wel grappig om zo te leven, je hoeft je minder zorgen te maken, en hierdoor kan ik me dan beter concentreren op waar het eigenlijk om gaat.'

'En wat is dat dan?' vroeg het gewone mannetje. 'Het belangrijkste is dat je blij bent met je leven, en ook is het belangrijk dat je aan andere mensen denkt die het niet zo makkelijk hebben. Want als je zelf teveel hebt, moet je het weggeven aan een ander, zodat niet de één teveel heeft en de ander helemaal niets.' 'Niet iedereen is gelijk, maar wat jij niet kan, kan een ander juist wel, en andersom. 'En als we allemaal elkaar helpen, is op het laatst iedereen happy.'

'Wist je dat ik Heppie heet?' vroeg Heppie. 'Nee, maar ik vind het wel een toepasselijke naam, want je ziet er gewoon heel vrolijk en gelukkig uit,' zei het tegendraadse mannetje. 'Dus je vader en je moeder hebben je een heel toepasselijke naam gegeven.'

'En hoe heet jij?' vroeg Heppie. 'Ik heet Reverso Contramine,' zei het tegendraadse mannetje. 'Ik kom oorspronkelijk uit een warm land in het zuiden van Europa, vlakbij de Middellandse Zee, maar op honderdtien jarige leeftijd ben ik verhuisd naar Nederland, het was wel wennen eerst, met al die chagrijnige mensen en al die molens, maar nu ben ik er wel aan gewend.' 'Het komt omdat het hier altijd regent, en iedereen zo hard moet werken van kleins af aan,' zei Heppie.

'In mijn geboorteland leven de mensen veel relaxter, en hebben tijd om gewoon een middagdutje te doen, en toch leven we heel gezellig, en 's avonds zitten we met zijn allen in de tuin, onder sinaasappelbomen en olijfbomen aan een grote maaltijd. De kinderen lopen met hun blote voeten door het gras, en ook opa en oma zitten in de tuin en we drinken gezellig een glaasje wijn er bij.'

Heppie zei: 'Dat kan nu eenmaal niet in Nederland, iedereen moet altijd vroeg naar bed, en bovendien heeft niemand een tuin met sinaasappelbomen en zo. Alleen de Koning en de Koningin misschien, maar voor de rest niemand.' 'Maar toch ben ik blij hier te wonen, want niemand kijkt er raar van op dat je een beetje uitzonderlijk bent, dat is dan weer wel een voordeel,' zei het tegendraadse mannetje. 'In mijn eigen land was ik allang door een ambulance afgevoerd naar een huis voor verwarde mensen. Maar hier wordt het gelukkig geaccepteerd dat je anders denkt en bent,' zei het tegendraadse mannetje.

'Maar ik heb nog één vraag,' zei Heppie. 'Als je steeds jonger wordt, dan word je eerst een volwassene, dan een puber, dan een kind, dan een kleuter, en dan een baby, en dan: floep! ben je weg, want je bent nog niet geboren, vind je dat niet een verschrikkelijk vooruitzicht?'
'Nou, het is niet zo'n groot verschil met de normale mensen: op een dag bestaan ze ook niet meer, dus het is bijna hetzelfde eigenlijk.'

'Ja, zo had ik het nog niet bekeken,' zei Heppie. 'En blijft mijn horloge nu altijd achteruit lopen?' 'Nee hoor, het effect is alleen merkbaar op anderhalve meter, dus alleen als je heel dicht bij mij staat, is het effect waarneembaar.'
'Oh, dan hoef ik me geen zorgen te maken dat straks mijn buurvrouw mij niet meer kent, omdat ik opeens een kleine jongen ben geworden,' zei het gewone mannetje als een grapje. 'Nee hoor, al ben je van binnen misschien een kleine jongen, van buiten zie je er nog steeds hetzelfde uit,' zei het tegendraadse mannetje.

Heppie keek op zijn horloge, en zei: 'Meneer Reverso Contramine, ik vond het zo leuk en leerzaam om met u gesproken te hebben, ik denk dat niemand mij zal geloven, maar ik geloof het, want ik heb het met mijn ogen gezien.'
'Ik moet nu helaas afscheid nemen, ik moet vandaag nog één dingetje doen, en dan ben ik klaar.'


'Het is eigenlijk het belangrijkste wat ik moet doen vandaag. Het is voor mij zo'n prachtige dag geweest, en ik wil u ook bedanken dat u voor mij de klok een uur teruggedraaid hebt, want daardoor kom ik nu niet te laat. En het was eigenlijk bij toeval dat ik u ontmoette.'

'Toeval bestaat niet, want alles heeft een reden,' zei Reverso op een plechtige toon. 'Nou, ga nu maar gauw, want de liefde wacht niet voor altijd.' 'U bent zo wijs, ik denk dat het komt omdat u omgekeerd ouder bent geworden, daardoor weet u alles al,' zei Heppie. Hij bedoelde het eigenlijk als een grapje, maar het was nog waar ook.

Hij gaf het tegendraadse mannetje een stevige handdruk, en ging nu met de zon en de wind in zijn rug de heuvel af, langs het park, langs het winkelcentrum en dan was hij weer in zijn oude buurtje, waar een heel speciaal iemand op hem wachtte.

En ook zijn kat, die zo langzamerhand wel honger zou hebben, en nu zeker al wakker was en heen en weer aan het lopen was bij de keukendeur, want vlak voor etenstijd werd hij altijd wakker en ging dan heel klagelijk miauwen en ijsberen in de keuken.

In het volgende hoofdstuk komt alles tot een goed einde, dus ik zie je daar!

HOOFDSTUK 10: EINDELIJK THUIS

HOOFDSTUK 10: EINDELIJK THUIS

Het was al bijna avond, toen het gewone mannetje na een lange dag rondlopen in het kleine stadje waar hij woonde, eindelijk naar huis toe ging. Hij had heel de tijd de bos bloemen bij zich gedragen voor zijn lieve buurvrouw en daarom hoopte hij maar dat hij haar nog zou ontmoeten. Want zij ging altijd heel vroeg naar bed.

Het was een lange en mooie dag geweest, en Heppie had heel veel goede dingen gedaan, of eigenlijk: ze waren hem overkomen.
Soms gaat namelijk alles goed, en hoef je niet eens moeite te doen. Dat komt omdat het gewone mannetje vanochtend met zijn goede been uit bed was gestapt. Zoiets kan je hele dag veranderen. Maar eigenlijk is het een uitdrukking, je moet het niet letterlijk nemen, het wil alleen maar zeggen dat alles je mee zit op die dag.

En inderdaad, toen Heppie de hoek om kwam van het straatje waar hij woonde, zag hij zijn leuke buurvrouw in haar tuin bezig. Ze was bezig om de heg te snoeien, en haar kat zat op de schommelstoel naar haar te kijken. Want katten doen de hele dag niets, behalve dingen observeren, daar zijn ze heel goed in.

Eindelijk zag zijn buurvrouw hem. Heppie stopte bij het hek van haar tuin en haalde de tulpen tevoorschijn, die hij heel de dag met zich meegedragen had, speciaal voor haar. De buurvrouw ging gewoon door met haar heg te knippen, ze maakte mooie figuren in haar heg, in de vorm van mooie figuren, zoals vlinders en vogels.
'Hé, buurvrouw! Kijk je wel uit dat je niet je neusje eraf knipt? Je bent zo fanatiek bezig, dat je bijna je eigen neus er af knipt, haha,' zei Heppie. 'Wees maar niet bang, hoor,' zei zijn lieve buurvrouw, ik weet precies hoe lang mijn neus is, en ik weet heel goed mijn schaar te hanteren.'

'Wat een mooie bos tulpen heb je daar bij je,' zei ze bewonderend. 'Ja, die zijn speciaal voor jou,' en met een grote zwaai gaf Heppie de bos tulpen aan haar.

Ze was helemaal verbaasd, ik wou eerst schrijven: verbouwereerd, maar dat woord kennen jullie waarschijnlijk nog niet, maar dat betekent hetzelfde als verbaasd.

'Waarom?' zei zij. 'Zoiets hoef je toch niet te doen?' 'Daarom juist,' zei Heppie, 'het is omdat ik je al zo lang ken, en ik wou al zo lang eens met je praten.' 'Want ik wou je vragen of je voor altijd bij mij wilt komen wonen.' 'Maar ik heb al een eigen huisje, en mijn kat wil nergens anders wonen dan hier.' 'Daar heb ik ook al aan gedacht,' zei het gewone mannetje, 'we laten gewoon jouw kat op je huis passen, en dan laat ik mijn poes ook bij hem wonen, zodat ze samen zijn en niet zo eenzaam zijn. Is dat een goed idee?'

Ze moest even lachen en zei: 'Nou, zoiets had ik niet verwacht vandaag, ik was gewoon rustig bezig met mijn tuin.' 'Maar ik denk dat ik gewoon ja zeg.' 'Want ik heb altijd al gewacht tot je eens een keertje naar me toe kwam, en het durfde te vragen.' 'En waarom heb je het vandaag gedurfd te vragen,' vroeg ze met een lach van oor tot oor.
'Nou, ik ben vandaag met mijn goede been uit bed gestapt, en daarom was het vandaag mijn gelukkige dag, en kon er niets mis gaan,' zei Heppie, glunderend van oor tot oor.

'Inderdaad, het onze gelukkige dag,' zei zijn buurvrouw lachend en blij. 'Weet je eigenlijk wel hoe ik heet?' vroeg ze. 'Nee, maar volgens mij zul je wel een hele mooie naam hebben, dat kan niet anders.' zei Heppie.
'Ja, ik heet Dorothea, maar iedereen noemt me gewoon Doortje, hoor.'
'Alleen als ik bij het gemeentehuis moet zijn, dan heet ik Dorothea.'
'Nou, naar het gemeentehuis gaan we niet vandaag, hoor, maar je weet maar nooit wat de dag van morgen nog brengt,' zei Heppie veelbetekenend.

'Als jij in mijn huisje woont, kunnen we gezellig samen eten, en samen in bad zitten op zondag.'
'Zo, jij hebt alles al goed bedacht!' zei Doortje een beetje plagend.

'Het enige wat we nog moeten doen, is al je spullen die je nodig hebt, verhuizen naar mijn huis,' zei Heppie. 'Dat is geen probleem, hoor,' zei zijn Doortje. 'Ik heb hier in de schuur een karretje, ook heb ik bananendozen en aardappelkistjes, waar ik alles in kan doen.'

'Jij hebt volgens mij ook al lang plannen gemaakt,' zei Heppie lachend.
'Weet je wat, ik ga even naar mijn huis, om mijn boodschappen neer te zetten, en dan kom ik snel terug naar jou, om alles op je kar te helpen laden en dan zijn we misschien voor zessen al klaar.'

'Dat is een goed plan,' en gelijk begon zij haar belangrijkste bezittingen, zoals haar stoelen en tafels en haar verzameling kleine olifantjes in te pakken in vloeipapier en bananendozen. En natuurlijk nam ze ook haar mooiste kleren en schoenen en al haar boeken en platen mee van The Eagles en The Beatles en The Doors, want zonder muziek kon zij niet.
De kat zag al de bedrijvigheid met een half slapend oog aan, hij bleef op zijn schommelstoel liggen en stak geen pootje uit om te helpen.

Een poosje later kwam Heppie weer terug, hij had zich even opgefrist en zijn haar gekamd. 'Zo, jij bent snel terug,' zei Doortje. 'Ja, ik heb heel veel energie gekregen, en ik ben zo blij dat je bij mij komt wonen.'
'Volgens mij gaan we een gouden toekomst tegemoet.' 'Volgens mij ook, zolang we samen positief blijven denken, zal alles altijd goed gaan, daar geloof ik gewoon in.'
'En ik ben blij dat je het me eindelijk gevraagd hebt.' 'Ik zag je altijd maar voorbij lopen, maar ik zag ook dat je je altijd omdraaide, om te kijken of ik naar jou keek, en dat deed ik altijd, haha.'

'En kijk eens wat ik hier heb meegenomen in mijn kattenmand?' 'Hij is gewoon blijven slapen onderweg naar hier.' 'Dit is mijn kat Felix en ik zet hem maar even in jouw keuken, en geef hem wat melk te drinken, zodat hij zich gelijk thuis kan gaan voelen in zijn nieuwe huis.' 'Maar je moet niet de deur open laten staan, want dan rent hij weer snel terug naar zijn oude woning, want poezen blijven het liefst wonen waar ze wonen.

'Ik hoop dat hij het goed gaat vinden met jouw poes. Ik denk het wel, hij kent haar al van toen ze 's nacht op straat liepen als het volle maan was. Want alle katten van de buurt kennen elkaar, ook al doen ze soms heel hooghartig tegen elkaar.'

'Zo, jouw kar is al behoorlijk vol, zullen we deze lading naar mijn huis brengen?' En samen trokken ze het karretje de weg op, en ze moesten allebei een beetje lachen, en ze waren helemaal niet moe, omdat ze zo makkelijk een besluit hadden genomen.

Daarna gingen ze nog één keer terug om de laatste spulletjes op te halen, zoals extra dekens en extra borden en lepels, en een paar stoelen voor in de woonkamer.
Toen alles zo een beetje ingericht was, werd het gewone mannetje opeens heel moe, toen hij in zijn blauwe leunstoel ging zitten.
Doortje zei: 'Heb je slaap? Zullen we morgen verder praten?' 'Ja,' zei Heppie met een slaperige stem, 'het was zo'n lange dag, en het is al half twaalf in de avond.

Het was één van de gelukkigste dagen van mijn leven.' 'Ik heb vissen het leven gered, ik heb de eenzame molenaar bezocht, ik heb de op hol geslagen robot gerepareerd, ik heb tulpen voor jou gekocht, ik heb het belangrijkste doelpunt van het jaar gemaakt, ik sta op de voorpagina van de krant met de kunstenaar van het dorp en het allerbelangrijkste: ik heb jou een aanzoek gedaan, en je zei gelijk -Ja-, en nu woon je bij me in ons huis!' 'Wat wil ik nog meer vandaag?'

'Nou, misschien een kusje van mij,' zei Doortje, en ze gaf Heppie een hele dikke smakkerd op zijn bolletje, tot hij helemaal rood werd en verlegen.
En daarna gingen de gordijnen dicht en ging iedereen naar bed.

Het gewone mannetje draaide zich nog één keer om in zijn grote bed en hij voelde zich heel, heel erg gelukkig. Want naast hem lag Doortje te slapen, die ook heel erg gelukkig was.

EEN GELUKKIGE DAG VAN EEN GEWOON MANNETJE

EEN GELUKKIGE DAG VAN EEN GEWOON MANNETJE

IDEETJES VOOR TITELS

KINDERBOEKEN: (alleen nog maar ideetjes voor titels)

  1. een gelukkige dag van een gewoon mannetje
  2. kikkersoep is lekker
  3. de flippende fluitvogel
  4. de jongen uit Koeterwalië
  5. de kletsmajoor en de poetsenbakker
  6. de kat die nooit thuis was
  7. het hondje dat naar school ging
  8. mijn broertje is een robot
  9. zo te zien een gewoon meisje
  10. zultkoppen en jankeballen
  11. appelwangen en perzikhuidjes
  12. betoeterd!
  13. de betoverde toren
  14. de toverhoed
  15. de onzichtbare kat
  16. de koning(in) van de klas
  17. meneer X wacht op antwoord
  18. een moeder boven alles
  19. kan ik hem nog ruilen?
  20. de paniekvogel zegt help!

Deel deze pagina

Geen opmerkingen:

Een reactie posten